Samenwerking met het Vlaams Parlement
Omzendbrief VR 2017/11
Datum:
17 maart 2017
Deze omzendbrief vervangt omzendbrief VR 2014/11 van 17
oktober 2014
|
Op 3 december 2012 werd een protocol gesloten tussen het Vlaams Parlement
en de Vlaamse Regering over de samenwerking tussen hun diensten.
Ter uitvoering van de protocollen en van de voorschriften in het Reglement
van het Vlaams Parlement, wordt in deze omzendbrief een gedragslijn
vastgelegd voor
1. het ter beschikking stellen van regeringsdocumenten aan het Vlaams
Parlement (hoofdstuk I);
2. het indienen van beleidsdocumenten in het Vlaams Parlement (hoofdstuk
II);
3. het indienen van ontwerpen van decreet in het Vlaams Parlement
(hoofdstuk III);
4. het innemen van een standpunt naar aanleiding van parlementaire
initiatieven (hoofdstuk IV);
5. het beantwoorden van schriftelijke vragen (hoofdstuk V):
6. het indienen van rapportage die voortvloeit uit een
informatieverplichting die bij decreet is opgelegd (hoofdstuk VI)
I REGERINGSDOCUMENTEN
De regeringsdocumenten worden ofwel per e-mail bezorgd aan het Vlaams
Parlement ofwel ter beschikking gesteld via de DORIS2-databank. Alleen
documenten die niet digitaal beschikbaar zijn, worden per post bezorgd aan
het Vlaams Parlement.
De DORIS2-databank is het full text doorzoekbaar digitaal archief van de
regeringsdocumenten en de documenten van het Overlegcomité (zie verder) dat
ook toelaat opzoekingen in die documenten uit te voeren.
I.1 De agenda, notulen en beslissingen van de vergaderingen van de
Vlaamse Regering
De Kanselarij bezorgt de agenda, de notulen en de beslissingen van de
ministerraden per e-mail aan het secretariaat-generaal van het Vlaams
Parlement.
Agenda, notulen en beslissingen worden ook via de DORIS2-databank ter
beschikking gesteld van het Vlaams Parlement. In de databank is enkel de
laatste, definitieve versie van de agenda ter beschikking. De tussentijdse
agenda’s worden, zoals hierboven aangegeven, via e-mail bezorgd.
De notulen en de beslissingen van de ministerraden worden bezorgd of ter
beschikking gesteld zodra ze ondertekend zijn door de secretaris van de
Vlaamse Regering.
I.2 De documenten van de Vlaamse Regering
De goedgekeurde documenten van de Vlaamse Regering worden de werkdag
volgend op de ministerraad via de DORIS 2-databank ter beschikking gesteld
van het Vlaams Parlement. Hierbij wordt rekening gehouden met de
regelgeving inzake openbaarheid van bestuur.
I.3 Agenda’s, notulen en documenten van het Overlegcomité Federale
Regering - Gemeenschaps- en Gewestregeringen
De agenda en de addenda van het Overlegcomité worden door de Kanselarij,
onmiddellijk na de ontvangst ervan, via de DORIS2-databank ter beschikking
gesteld van het Vlaams Parlement.
De nota’s waarvan de bespreking binnen het Overlegcomité is afgerond en de
goedgekeurde notulen van het Overlegcomité worden, na ontvangst van de
beslissingsfiches, via de DORIS2-databank ter beschikking gesteld van het
Vlaams Parlement.
I.4 De samenwerkingsakkoorden
Als de Vlaamse Regering of een lid ervan een samenwerkingsakkoord sluit met
de staat, een gemeenschap of een gewest, wordt dat akkoord conform artikel
108 van het Reglement van het Vlaams Parlement, uiterlijk zeven dagen na
ondertekening door de bevoegde Vlaamse minister ingediend bij de voorzitter
van het Vlaams Parlement. De indiening gebeurt zo mogelijk per e-mail.
Het gaat hier om samenwerkingsakkoorden in de zin van artikel 92bis van de
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en dus
niet om internationale akkoorden of administratieve
samenwerkingsovereenkomsten.
Samenwerkingsakkoorden die betrekking hebben op aangelegenheden die de
Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest zouden kunnen bezwaren of die
Belgen persoonlijk zouden kunnen binden, hebben pas gevolg nadat ze
instemming hebben gekregen bij decreet. Voor de ontwerpen van decreet
houdende instemming met een samenwerkingsakkoord gelden dezelfde
richtlijnen als voor andere ontwerpen van decreet (zie verder).
I.5 De agenda’s en notulen van de federale interministeriële
conferenties
De leden van de Vlaamse Regering bezorgen de definitieve agenda's en de
goedgekeurde notulen van de conferenties waarvan ze lid zijn, zo mogelijk
per e-mail, aan het Vlaams Parlement.
II BELEIDSINITIATIEVEN EN -DOCUMENTEN VAN DE VLAAMSE REGERING
Algemeen
Beleidsinitiatieven, beleidsdocumenten en beleidsopties, zoals het
regeerakkoord, de septemberverklaring, de begroting, de beleidsnota’s en
beleidsbrieven, de voorontwerpen en ontwerpen van decreet, de
conceptnota’s, groen en witboeken, verplichte rapporteringen, enz. worden
eerst in het Vlaams Parlement bekendgemaakt.
Zij worden door het Vlaams Parlement opgenomen in de ‘Stukken’.
Om een efficiënte en persklare overzending van deze documenten naar het
Vlaams Parlement te organiseren is het noodzakelijk dat een aantal
typografische richtlijnen strikt worden nageleefd.
Voortaan dient elk document dat bestemd is om opgenomen te worden in de
Stukken opgesteld te worden volgens de hiernavolgende aanwijzingen.
Typografische richtlijnen
Deze richtlijnen corresponderen met de huisstijl van het Vlaams Parlement
voor de Stukken:
- Lettertype: Verdana 10
- Regelafstand: enkel
- Paginaformaat: A4
- Uitlijning: uitvullen
- Geen tekstinspringing gebruiken
- Pagina-instellingen:
-
paginamarges zijkant 32 mm, die volledig leeg worden gelaten
-
paginamarges boven en onder 22 mm
-
paginanummering invoegen
- Titels: max. vier onderverdelingen, koppen en nummering zoals hieronder:
-
Eerste niveau:
I. VERDANA 10 (Romeinse cijfers - volledig in hoofdletters – niet
inspringen)
-
tweede niveau:
1. Verdana 10 (niet inspringen)
-
derde niveau:
1.1. Verdana 10 (niet inspringen)
-
vierde niveau:
1.1.1. Verdana 10 (niet inspringen)
Bij gebruik van slechts twee soorten koppen enkel het tweede en het derde
niveau gebruiken.
- Opsomming: automatisch in Word genereren met liggende streepjes. Blokjes,
pijltjes, bolletjes enz. vermijden
- Minimaal gebruik van vet, cursief en onderstreept in de tekst
- Citaten van overgenomen passages: dubbele aanhalingstekens gebruiken
- Nadruk leggen, motto’s, specifieke termen, aanhalen van titels, enz.:
enkele aanhalingstekens gebruiken
- Voetnoten: automatisch in Word genereren in Verdana 8.
Wijze van overzending
Telkens als in dit hoofdstuk voorgeschreven wordt dat een document
ingediend wordt bij de voorzitter van het Vlaams Parlement, dient:
1. het originele, door de bevoegde minister ondertekende, exemplaar van het
document bezorgd te worden aan de voorzitter van het Vlaams Parlement;
2. tegelijkertijd een bewerkbare (dus niet gescande) digitale versie
van hetzelfde document gestuurd te worden naar het e-mail adres
stuk.indiening@vlaamsparlement.be
.
II.1 Regeerakkoord en beleidsnota’s
II.1.1 Algemeen
In het jaar van de verkiezing van de Vlaamse Regering worden het
regeerakkoord en de beleidsnota’s ingediend. Elk jaar van de legislatuur
legt de regering een zogenaamde septemberverklaring af. Vanaf het tweede
jaar van de legislatuur dient elke minister één of meer beleidsbrieven in.
Het regeerakkoord wordt na de verkiezing of vernieuwing van de regering
door de minister-president ingediend bij de voorzitter van het parlement
(zie artikel 80 van het Reglement van het Vlaams Parlement).
De beleidsnota’s worden voor de vierde maandag van oktober na de
eedaflegging van de regering of tegen een ander door het Uitgebreid Bureau
van het parlement beslist tijdstip ingediend bij de voorzitter van het
parlement (zie artikel 81 van het Reglement van het Vlaams Parlement).
II.1.2 Inhoudelijke richtlijnen voor de beleidsnota’s
II.1.2.1 Inhoud
De beleidsnota’s zijn de strategische plannen van de minister ter
uitvoering van het regeerakkoord. Zij geven aan hoe de minister voor zijn
bevoegdheden het regeerakkoord zal realiseren in de loop van de
legislatuur.
In beginsel wordt één beleidsnota per beleidsdomein opgesteld. Waar
expliciet nodig:
- kan een beleidsnota per beleidsveld opgesteld worden; de beleidsvelden
worden vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3
juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
- kunnen meerdere ministers samen één beleidsnota opstellen;
- kan de regering afspreken om een selectie van de meest prioritaire
transversale/horizontale beleidsinitiatieven in één beleidsnota samen te
brengen, die uitgaat van de regering als college.
De beleidsnota bevat twee gescheiden onderdelen: een omgevingsanalyse, en
de strategische en operationele beleidsdoelstellingen voor de legislatuur.
Omgevingsanalyse
De beleidsnota start met een beknopte omgevingsanalyse die vertrekt vanuit
het regeerakkoord. Deze bevat een korte stand van zaken en analyse m.i.v.
een cijfermatige onderbouwing m.b.t. de beleidsaangelegenheid (huidige
situatie, verwachte maatschappelijke ontwikkelingen en relevante betrokken
partijen).
Voor deze omgevingsanalyse kan gebruik gemaakt worden van (een samenvatting
van) de relevante elementen uit de omgevingsanalyse die opgesteld werd in
het kader van de bijdrage van de Vlaamse administratie aan het
regeerakkoord van de aantredende Vlaamse Regering.
Strategische en operationele beleidsdoelstellingen voor de legislatuur
Het regeerakkoord bevat de visie, de strategische doelstellingen
[1]
en -projecten evenals de effecten die de aantredende Vlaamse Regering deze
legislatuur wil realiseren.
Deze doelstellingen moeten, rekening houdend met de budgettaire afspraken
[2]
, verder uitgewerkt en geconcretiseerd worden in de beleidsnota’s. Bij de
uitwerking van het regeerakkoord in de respectieve beleidsnota’s zal de
aandacht ook uitgaan naar de transversale/horizontale verbanden met andere
beleidsdomeinen en beleidsvelden.
Om de beleidsdocumenten in de loop van de legislatuur sterker te kunnen
koppelen aan de begroting, wordt gevraagd om ook het niveau van de
beleidsvelden op te nemen in de beleidsnota. Dit kan op twee wijzen worden
ingevuld. Ofwel door de doelstellingen te groeperen per beleidsveld, ofwel
door per strategische doelstelling aan te geven hoe hier binnen de
betrokken beleidsvelden invulling aan wordt gegeven.
De beleidsnota verwijst bijgevolg naar de relevante passages uit het
regeerakkoord en vermeldt:
- hoe invulling wordt gegeven aan een set van transversale/horizontale doelstellingen. Deze
transversale/horizontale doelstellingen worden na politiek/ambtelijke
afstemming als prioritair aangeduid en dienen in de betrokken beleidsnota’s
geïntegreerd te worden aangepakt. Ook deze doelstellingen worden uitgewerkt
in operationele doelstellingen, of er kan worden verwezen naar andere
onderdelen uit de beleidsnota waarin deze besproken worden (zie infra).
- de strategische doelstellingen
[3]
met betrekking tot de functionele bevoegdheid die zoveel mogelijk volgens
het smart-principe (specifiek, meetbaar, aanvaard, realistisch,
tijdsgebonden) worden geformuleerd. Hierbij wordt verduidelijkt welke
concrete beleidseffecten men in de maatschappij wenst te realiseren, en
–waar mogelijk– met welke output- en/of effectindicator(en) dit zal worden
opgevolgd.
In de beleidsnota’s worden ook regionale, nationale en internationale lange
termijnkaders zoals Europa 2020
[4]
en de landenspecifieke aanbevelingen, Vlaanderen in Actie, Pact 2020, …,
doorvertaald, met betrokkenheid van de strategische partners.
- de strategische doelstellingen, nader uitgewerkt in operationele doelstellingen, zodat ze richtinggevend zijn
voor de dagelijkse werking van de overheidsentiteiten (opnieuw ‘smart’
geformuleerd, met relevante indicatoren waar mogelijk).
Hierbij wordt gevraagd om ook het regulier
[5]
gevoerde beleid mee te nemen, dat doorgaans gekoppeld is aan de kerntaken
van de entiteiten.
Bij de vertaalslag van strategische naar operationele doelstellingen dient
tevens rekening te worden gehouden met de randvoorwaarden, zoals de
budgettaire context, middelen, regelgeving, partnerschappen binnen en
buiten de overheid.
- op niveau van de doelstellingen (strategisch of operationeel) de begrotingsartikelen (codes) waarop de benodigde kredieten
in de begroting te vinden zijn, waarbij zoveel als mogelijk ook een budgetraming van de benodigde beleidskredieten
voorzien wordt. De raming heeft betrekking op het eerste begrotingsjaar van
de legislatuur en omspant de hele legislatuur waar mogelijk.
II.1.2.2 Bijlagen
Bij elke beleidsnota dient een uittreksel uit de regelgevingsagenda
[6]
te worden toegevoegd: De scope is de volledige regeerperiode.
Voor elk regelgevingsproject moet de volgende informatie worden toegevoegd
aan het uittreksel:
- titel
- status
[7]
- koppeling aan strategische en operationele doelstelling
In een tweede onderdeel van de regelgevingsagenda moet een stand van zaken
m.b.t. de uitvoering van de belangrijkste decreten worden toegevoegd.
II.1.2.3 Redactie en lay-out
Voorafgaand aan de inhoudelijke kern van de beleidsnota (omgevingsanalyse,
strategische en operationele beleidsdoelstellingen) dient in de beleidsnota
een inhoudstafel en een managementsamenvatting te worden opgenomen.
De managementsamenvatting bevat een beknopte, overzichtelijke samenvatting
van de belangrijkste beleidsvoornemens op maximaal 3 pagina’s.
De managementsamenvattingen van de beleidsnota’s zullen door het team
Vertalingen van de Kanselarij worden vertaald naar het Engels, Frans, Duits
en Spaans.
Structuur
De beleidsnota’s hebben volgende structuur:
Inhoudstafel
Lijst met afkortingen
Managementsamenvatting
I. Inleiding
II. Omgevingsanalyse
III. Strategische en operationele doelstellingen
Met betrekking tot de meest prioritaire transversale/horizontale
doelstellingen, waarvoor meerdere ministers bevoegd zijn:
- Generieke vermelding van deze doelstelling en verduidelijking hoe hier
binnen het beleidsdomein/beleidsveld invulling aan wordt gegeven
Met betrekking tot de functionele bevoegdheid van de minister:
- Ofwel kunnen de beleidsvelden als thematische cluster gebruikt worden om
de doelstellingen inhoudelijk te groeperen. Bij deze optie wordt per
beleidsveld een overzicht gegeven van de onderliggende strategische en
operationele doelstellingen en de bijhorende informatie.
- Ofwel vormen de strategische doelstellingen het hoogste
structureringsniveau, waarbinnen telkens de relevante beleidsvelden worden
hernomen. Deze optie voorziet dat per strategische doelstelling wordt
aangegeven hoe hier binnen de verschillende beleidsvelden invulling aan
wordt gegeven.
Bijlage: regelgevingsagenda
Redactionele aanbevelingen
- er wordt bijzondere aandacht gevraagd voor de leesbaarheid en
toegankelijkheid van de tekst: een goede beleidsnota is goed begrijpbaar,
duidelijk en vlot leesbaar voor iedere belanghebbende. Redactionele
aanbevelingen op het gebied van klare taal staan vermeld in de brochure “In
duidelijk Nederlands” te vinden op de website van de Taaltelefoon (
http://taaltelefoon.vlaanderen.be
);
- de tekst wordt geschreven vanuit het perspectief van de minister die aan
het woord is, niet de administratie;
- de tekst wordt integraal gepubliceerd: vermeld daarom geen namen van
privépersonen om problemen te vermijden op het vlak van privacywetgeving.
Personen die een publiek mandaat bekleden kunnen wel worden vernoemd voor
zover alleen naar hun publieke functie wordt verwezen;
- gebruik zo weinig mogelijk afkortingen. Als een afkorting moeilijk te
vermijden is, schrijf de term de eerste keer voluit en voeg de afkorting
tussen haakjes toe. Verder in de tekst kan de afkorting wel gebruikt
worden.
Rekening houdend met de typografische richtlijnen hierboven vermeld, is de
beleidsnota niet uitgebreider dan 40 pagina’s.
II.1.3 Procedure
De ontwerpbeleidsnota wordt uitgewerkt en voorbereid door de departementen
in samenwerking met de agentschappen, overeenkomstig de afspraken in de
beleidsraad.
Het is belangrijk dat er ook ingezet wordt op onderlinge afstemming en een
geïntegreerde aanpak op het niveau van de Vlaamse overheid.
Overeenkomstig het Huishoudelijk Reglement van de Vlaamse Regering worden
alle beleidsnota’s vooraf bij wijze van “Mededeling aan de Vlaamse
Regering” voorgelegd.
Als er geen schriftelijke bezwaren of opmerkingen van andere Vlaamse
ministers zijn binnen een termijn van vier werkdagen nadat de regering akte
heeft genomen van de beleidsnota’s, kunnen deze bij de voorzitter van het
Vlaams Parlement worden ingediend. Deze termijn kan in uitzonderlijke en
uitdrukkelijk gemotiveerde dringende gevallen en met instemming van de
regering worden teruggebracht tot twee werkdagen.
Als één of meer Vlaamse ministers tijdig bezwaren of opmerkingen hebben
overgezonden, wordt de al dan niet aangepaste beleidsnota door de bevoegde
Vlaamse minister bij wijze van nota aan de Vlaamse Regering voor beslissing
voorgelegd.
Een afschrift van de bezwaren of opmerkingen moet in elk geval naar de
Secretarie van de Vlaamse Regering gestuurd worden.
De betrokken kabinetten voeren desgevallend de nodige aanpassingen door
vooraleer de beleidsnota wordt ingediend bij het parlement.
II.2 Septemberverklaring en beleidsbrieven
II.2.1 Algemeen
De septemberverklaring wordt jaarlijks afgelegd door de minister-president
namens de Vlaamse Regering, op de vierde maandag van september. De
septemberverklaring betreft de algemene maatschappelijke situatie en de
krachtlijnen van de begroting
(zie artikel 83 van het Reglement van het Vlaams Parlement).
Beleidsbrieven worden jaarlijks ingediend door ieder lid van de regering,
uiterlijk bij de indiening van het ontwerp van decreet houdende de algemene
uitgavenbegroting, dus op 21 oktober. Die verplichting geldt niet voor het
jaar waarin de regering wordt benoemd.
Artikel 82, punt 2, van het Reglement van het Vlaams Parlement zegt
hierover het volgende:
“
De beleidsbrief bevat een overzicht van de uitvoering van de begroting
tijdens het lopende begrotingsjaar en een prognose over de
beleidsinvulling tijdens het volgende begrotingsjaar. De beleidsbrief
bevat eveneens een overÂzicht van de wijze waarop de Regering gevolg
heeft gegeÂven aan het regeerakkoord en de beleidsnota’s, resoluties en
moties die door het Parlement aangenomen zijn.
Een samenvatting van de beleidsopties en initiatieven voor het volgende
begrotingsjaar wordt als bijlage bij de beleidsbrief gevoegd. Voor de
regelgevende initiatieven wordt hiertoe een uittreksel uit de
regelgevingsagenda bijgevoegd, waaruit ook de stand van uitvoering van
de belangrijkste decreten in de betrokken beleidssector blijkt. Bij
geplande decreetgevende initiatieven wordt in elk geval de
vermoedelijke datum of het vermoedelijke semester van indiening bij het
Parlement en de gewenste datum van inwerkingtreding aangegeven.
In de beleidsbrief geeft de Regering aan welk gevolg ze heeft gegeven
aan de arresten van het Grondwettelijk Hof en het Hof van Justitie van
de Europese Unie die betrekÂking hebben op de regelgeving van de
Vlaamse GemeenÂschap of het Vlaamse Gewest.
De beleidsbrief geeft een stand van zaken inzake de opvolging van
aanbevelingen van het Rekenhof.”
II.2.2 Inhoudelijke richtlijnen voor de beleidsbrieven
II.2.2.1 Beleidsbrieven moeten aansluiten op de beleidsnota’s
De beleidsbrieven zijn de jaarlijkse vertaling van de beleidsnota’s. Elke
beleidsbrief volgt dan ook de structuur en indeling van de betrokken
beleidsnota, met inbegrip van de daarin opgenomen strategische en
operationele doelstellingen.
Aldus moet de lezer kunnen nagaan wat de stand van zaken en de prognoses
zijn met betrekking tot de beleidsintenties vermeld in de beleidsnota.
Hierbij wordt ook verwezen naar de regionale, nationale en internationale
lange termijn kaders zoals Europa 2020 en de landenspecifieke
aanbevelingen, Vlaanderen in Actie, Pact 2020, ….
Binnen deze structuur en indeling is er uiteraard nog ruimte voor eventuele
nieuwe, bijkomende initiatieven.
II.2.2.2 Elk hoofdstuk of onderdeel van de beleidsbrief wordt opgedeeld
in twee duidelijk onderscheiden delen
1) Opgave van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de
begroting van het lopende begrotingsjaar (realisaties)
De beleidsbrief geeft op een beknopte, bevattelijke en overzichtelijke
wijze inzicht in de realisatie van de beleidsvoornemens van de minister.
Hierbij wordt de budgettaire impact op hoofdlijnen vermeld (zie verder).
Bij de rapportering over de realisaties neemt men ook de geplande
beleidsrealisaties in de tweede jaarhelft van het lopende jaar mee.
2) Prognose over de beleidsinvulling tijdens het volgende begrotingsjaar
Hierbij wordt vermeld wat in het komende jaar zal ondernomen worden om de
beleidsvoornemens verder te realiseren (vermelding van de doelstellingen en
prioriteiten, de in te zetten instrumenten, te leveren prestaties.). Ook
voor de beleidsvoornemens wordt op hoofdlijnen de link gemaakt met de
budgettaire gegevens in de ontwerpuitgavenbegroting.
II.2.2.3 Afstemming met de ontwerpuitgavenbegroting
De beleidsbrief wordt uiterlijk samen met de ontwerpuitgavenbegroting
ingediend en de gegevens in de beleidsbrief moeten afgestemd zijn met de
gegevens in de begrotingsdocumenten. De beleidsbrief heeft evenwel een
eigen finaliteit en wil vooral inzicht geven in de realisatie en planning
van de beleidsopties van de minister. Om overlap met de
begrotingsdocumenten te voorkomen maakt de beleidsbrief daarom op een
geaggregeerd niveau de link tussen de beleidsdoelstellingen en de gegevens
in de ontwerpuitgavenbegroting. De budgettaire impact van de
beleidsrealisaties en de beleidsvoornemens wordt in de beleidsbrief op
hoofdlijnen vermeld, in het bijzonder waar de bedragen significant afwijken
van de begroting in constant beleid, terwijl in de toelichting bij de
begroting de gedetailleerde bedragen van de bijhorende kredieten en
onderliggende berekeningen en overwegingen kunnen worden opgenomen
II.2.2.4 Structuur
De beleidsbrieven hebben de volgende structuur:
Inhoudstafel
Lijst met afkortingen
Managementsamenvatting
(een beknopte, overzichtelijke samenvatting van de belangrijkste
beleidsvoornemens op maximaal 3 pagina’s).
I. Inleiding
II. Omgevingsanalyse (facultatief)
III. Strategische en operationele doelstellingen
(met aparte opgave van realisaties en beleidsopties)
Bijlagen. Bij elke beleidsbrief worden volgende bijlagen gevoegd:
Bijlage 1: een uittreksel uit de regelgevingsagenda, waaruit ook de stand
van uitvoering van de belangrijkste decreten in de betrokken beleidssector
blijkt, de vermoedelijke datum (periode) van indiening in het Vlaams
Parlement en de gewenste datum van inwerkingtreding.
In het uittreksel uit de regelgevingsagenda bij de jaarlijkse beleidsbrief
wordt gerapporteerd over de voortgang van de regelgevingsagenda voor de
volledige regeerperiode zoals gevoegd bij de beleidsnota en worden
eventueel nieuwe regelgevingsdossiers toegevoegd.
In dit uittreksel moeten minstens alle decreten en de strategische
uitvoeringsbesluiten worden opgenomen, met vermelding van de status) en met
een concrete of zo concreet mogelijke stand van zaken en timing.
De Vlaamse Regering stelt voortaan een halfjaarlijkse actualisatie van de
regelgevingsagenda op. Deze halfjaarlijkse actualisatie valt samen met de
begrotingscontrole in april en wordt door de minister-president bezorgd aan
het Vlaams Parlement.
Bijlage 2: overzicht van de wijze waarop gevolg werd gegeven aan de
resoluties en moties van het Vlaams Parlement tijdens de lopende
legislatuur
[8]
.
Bijlage 3: inhoudelijke rapportering over de opvolging van de aanbevelingen
van het Rekenhof.
Bijlage 4: overzicht van de wijze waarop gevolg werd gegeven aan de
arresten van het Grondwettelijk Hof en van het Hof van Justitie waarin
Vlaamse decreten werden vernietigd of ongrondwettig of strijdig met het
EU-recht werden bevonden.
II.2.2.5 Redactie en lay-out
Redactionele aanbevelingen en lay-out van de beleidsbrieven volgen deze van
de beleidsnota’s. De managementsamenvattingen van de beleidsbrieven zullen
door het team Vertalingen van de Kanselarij worden vertaald naar het
Engels, Frans, Duits en Spaans.
II.2.3 Procedure
De ontwerpbeleidsbrief wordt uitgewerkt en voorbereid door de departementen
in samenwerking met de agentschappen, overeenkomstig de afspraken in de
beleidsraad.
Overeenkomstig het Huishoudelijk Reglement van de Vlaamse Regering worden
alle beleidsbrieven vooraf bij wijze van “Mededeling aan de Vlaamse
Regering” voorgelegd.
Als er geen schriftelijke bezwaren of opmerkingen van andere Vlaamse
ministers zijn binnen een termijn van vier werkdagen nadat de regering akte
heeft genomen van de beleidsbrieven, kunnen deze bij de voorzitter van het
Vlaams Parlement worden ingediend. Deze termijn kan in uitzonderlijke en
uitdrukkelijk gemotiveerde dringende gevallen en met instemming van de
regering worden teruggebracht tot twee werkdagen.
Als één of meer Vlaamse ministers tijdig bezwaren of opmerkingen hebben
overgezonden, wordt de al dan niet aangepaste beleidsbrief door de bevoegde
Vlaamse minister bij wijze van nota aan de Vlaamse Regering voor beslissing
voorgelegd.
Een afschrift van de bezwaren of opmerkingen moet in elk geval naar de
Secretarie van de Vlaamse Regering gestuurd worden.
De betrokken kabinetten voeren desgevallend de nodige aanpassingen door
vooraleer de beleidsbrief wordt ingediend bij het parlement.
II.3 Nota van de Vlaamse Regering
II.3.1 Doel, kenmerken en toepassingsgebied
Naast de in punt II.1 en II.2 genoemde beleidsinitiatieven kan de Vlaamse
Regering andere “beleidsdocumenten” indienen bij de voorzitter van het
Vlaams Parlement.
Artikel 84 van het Reglement van het Vlaams Parlement luidt als volgt:
“
De leden van de Regering kunnen bij de voorzitter van het Parlement een
nota indienen.
Een nota van de Vlaamse Regering wordt onder de volksvertegenwoordigers
en de leden van de Regering verspreid.
Een nota van de Vlaamse Regering wordt naar een commissie verwezen. De
voorzitter wijst de bevoegde commissie aan.
E
en nota van de Vlaamse Regering kan in behandeling worden genomen vanaf
de zesde werkdag na de dag van de verspreiding onder de
volksvertegenwoordigers en de leden van de Regering
”
Een nota van de Vlaamse Regering situeert zich in het voortraject van een
concreet besluitvormings- en/of regelgevingsproject. Het is een instrument
om het parlement en de maatschappelijke actoren actiever, transparanter en
vroeger bij het beleid te betrekken, en om de kwaliteit van de
besluitvorming en het draagvlak van de beslissingen te versterken.
De bevoegde minister (of de regering) dient een nota in als het Vlaams
Parlement daarom vraagt, bijv. via een resolutie.
Daarnaast beslist de minister (of de regering) zelf voor ieder dossier of
het indienen van een nota van de Vlaamse Regering bij het Vlaams Parlement
wenselijk is
[9]
. Het indienen van een nota moet vooral overwogen worden in volgende
gevallen:
- het gaat om een maatschappelijk belangrijk thema waarover een breed debat
wenselijk wordt geacht;
- het gaat om maatregelen met een significante impact op een specifieke
sector (bedrijfsleven, overheidssector, non-profitsector, …);
- het gaat om een beleidsvraagstuk waarvoor onvoldoende actuele of
relevante informatie beschikbaar is;
- het gaat niet om dringende maatregelen en er is voldoende tijd
beschikbaar voor de besluitvorming.
Nota’s van de Vlaamse Regering hebben geen juridische waarde: ze creëren
geen rechten of plichten. Formeel gezien verplichten ze de regering niet om
er uitvoering aan te geven, en creëren ze geen rechten voor doelgroepen om
beleidsmaatregelen af te dwingen.
II.3.2 Terminologische afspraken
Het Vlaams Parlement heeft beslist om al deze “beleidsdocumenten” als
parlementair stuk te verspreiden onder de generieke titel “Nota van de
Vlaamse Regering” met de titel die de Vlaamse Regering er aan gegeven heeft
als ondertitel.
Wat die ondertitel betreft, wordt om terminologische verrommeling te
vermijden afgesproken om uitsluitend de termen “Groenboek”, “Witboek”, of
“Conceptnota” te gebruiken.
1) De term “Groenboek” wordt gebruikt voor een reflectie- en
consultatiedocument over een maatschappelijk belangrijk beleidsvraagstuk.
Een Groenboek bevat een analyse van een bepaald probleem en mogelijke
beleidsopties die daaruit voortvloeien maar geen volledig uitgewerkte
beleidsvoorstellen of standpunten.
Kenmerkend voor een Groenboek is dat het tot doel heeft op officiële en
transparante wijze reacties en meningen van alle mogelijke geïnteresseerde
partijen te verzamelen. Een Groenboek wordt opgesteld als men wil toetsen
of een probleemanalyse op het terrein gedeeld wordt, of er niet bepaalde
feiten of argumenten over het hoofd gezien werden of verkeerd ingeschat, of
er bepaalde “best practices” zijn, enzovoort.
Een Groenboek heeft in principe (maar niet noodzakelijk) de bedoeling om
een Witboek voor te bereiden.
2) De term “Witboek” wordt gebruikt voor een beleidsverklaring over een
maatschappelijk belangrijke beleidskwestie, die tegelijk het kader uitzet
voor nog te nemen concrete beleidsmaatregelen.
Een Witboek moet goed onderbouwd en gedocumenteerd zijn, en het bevat een
officieel standpunt of strategie. Het kan bijvoorbeeld al een ontwerptekst
voor regelgeving bevatten met een toelichting, of een concreet actieplan
(stimuleringsacties, oprichting controle-instanties, opstarten van overleg,
bestellen van bijkomend onderzoek of van effectenbeoordeling, enzovoort)
Hoewel een Witboek geen rechtsgevolgen heeft, creëert het wel een politiek
engagement.
Het vloeit voort uit een open consultatie- en interactieproces, in principe
(maar niet noodzakelijk) rond een Groenboek.
3) De term “Conceptnota” wordt gebruikt voor alle andere documenten die de
minister in de beleidsvoorbereidende fase voorlegt aan de Vlaamse Regering
en indient bij het Vlaams Parlement, maar die niet beantwoorden aan de
hierboven vermelde kenmerken van Groenboek of Witboek.
Een document kan dus alleen “conceptnota” genoemd worden als het aan drie
criteria voldoet:
· Het wordt voorgelegd aan de Vlaamse Regering
o ter beslissing als een standpunt wordt ingenomen of een engagement wordt
aangegaan;
o bij mededeling als dat niet het geval is.
· Het wordt ingediend bij de voorzitter van het Vlaams Parlement.
· Het is een instrument om het parlement en de maatschappelijke actoren
actiever, transparantere en vroeger bij het beleid te betrekken, en om de
kwaliteit van de besluitvorming en het draagvlak van de beslissingen te
versterken.
Documenten die niet bedoeld zijn om het parlement of het publiek te
consulteren, krijgen een andere benaming (bijvoorbeeld “visienota”).
II.3.3 Procedure
Beraadslaging in de Vlaamse Regering
Artikel 14 van het huishoudelijk reglement van de Vlaamse Regering schrijft
voor dat:
- een Groenboek door de bevoegde minister of ministers bij wijze van
mededeling wordt voorgelegd aan de Vlaamse Regering, de andere leden kunnen
schriftelijk reageren (zie huishoudelijk reglement);
- een Witboek bij wijze van nota ter beslissing aan de Vlaamse Regering
wordt voorgelegd.
Een Conceptnota wordt altijd aan de Vlaamse Regering voorgelegd vóór ze
ingediend wordt bij het Vlaams Parlement, hetzij bij wijze van nota ter
beslissing, hetzij bij wijze van mededeling, afhankelijk van de inhoud en
strekking van de conceptnota.
Ook als een Groen- of Witboek of een Conceptnota ter goedkeuring aan de
Vlaamse Regering worden voorgelegd, is het advies van de Inspectie van
Financiën of het begrotingsakkoord niet vereist op voorwaarde dat dit
uitdrukkelijk (in de beslissing van de Vlaamse Regering) vermeld wordt dat
de goedkeuring nog geen enkel financieel of budgettair engagement inhoudt
(zie artikel 15, 4°, BVR 19 januari 2001 houdende de regeling van de
begrotingscontrole en -opmaak).
Indiening bij de voorzitter van het Vlaams Parlement
Artikel 84 van het Reglement van het Vlaams Parlement schrijft voor dat een
“Nota van de Vlaamse Regering” (Groenboek, Witboek of Conceptnota) bij de
voorzitter van het parlement moet ingediend worden, en niet rechtstreeks
bij de bevoegde commissie.
Dat houdt ook in dat het document als een parlementair stuk wordt verspreid
en gepubliceerd op de website van het Vlaams Parlement.
De bevoegde commissie bepaalt hoe de nota verder zal worden behandeld: de
commissie kan een gedachtewisseling of een hoorzitting met betrokken
partijen of specialisten organiseren, advies vragen aan de strategische
adviesraden enzovoort. Over de nota’s van de Vlaamse Regering wordt niet
gestemd, maar de volksvertegenwoordigers kunnen naar aanleiding van de
bespreking van de nota eventueel een voorstel van resolutie indienen met
aanbevelingen aan de regering om het beleid in een of andere zin bij te
sturen.
II.4 Vlaams ontwerpbegrotingsplan en Vlaams Hervormingsprogramma
Artikel 83/1 van het Reglement van het Vlaams Parlement schrijft voor dat
de Vlaamse Regering het Vlaamse ontwerpbegrotingsplan moet
bezorgen aan de voorzitter van het Parlement op het ogenblik dat ze het
indient bij de Federale Regering.
Het Vlaamse ontwerpbegrotingsplan is de bijdrage van de Vlaamse Regering
aan het ontwerpbegrotingsplan, bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU)
nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013
betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en
beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de
correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone.
Artikel 84/1 van het Reglement van het Vlaams Parlement schrijft voor dat
de Vlaamse Regering elk jaar, uiterlijk op de laatste vrijdag van maart,
het ontwerp van Vlaams Hervormingsprogramma moet indienen
bij de voorzitter van het Parlement.
Het Vlaams Hervormingsprogramma is de bijdrage van de Vlaamse Regering aan
het Nationaal Hervormingsprogramma, bedoeld in artikel 2-bis, punt 2, d),
van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over
versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en
de coördinatie van het economisch beleid.
Indien de laatste vrijdag van maart in een recesperiode valt, geldt de
laatste vrijdag vóór die recesperiode als uiterste datum van indiening.
III VOORONTWERPEN EN ONTWERPEN VAN DECREET
III.1 Een ontwerp van decreet indienen in het Vlaams Parlement
Na de principiële goedkeuring
van het indieningsbesluit bezorgt de secretaris van de Vlaamse Regering,
via de Kanselarij, een afschrift en een digitale versie van het voorontwerp
van decreet en van de memorie van toelichting ter kennisgeving aan het
Vlaams Parlement.
Na de definitieve goedkeuring
van het indieningsbesluit dient de door de Vlaamse Regering aangewezen
minister het dossier in bij de voorzitter van het Vlaams Parlement.
Dat dossier bestaat uit:
1° het origineel van het ontwerp van decreet met de eventuele bijlagen,
ondertekend door de minister-president en de indienende minister(s), en
afgestempeld met het zegel van de Vlaamse Regering;
2° het origineel van de memorie van toelichting, ondertekend door de
minister-president en de indienende minister(s), en afgestempeld met het
zegel van de Vlaamse Regering;
3° het voorontwerp van decreet zoals het is voorgelegd aan de Raad van
State, en eventueel de voorontwerpen van decreet die zijn voorgelegd aan
andere adviesorganen dan de Raad van State en die verschillen van het
voorontwerp van decreet dat aan de Raad Van State is voorgelegd;
4° de adviezen van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, de
strategische adviesraden en de Inspectie van Financiën
[10]
;
5° eventuele protocollen en notulen van onderhandelings- of overlegcomités;
6° de reguleringsimpactanalyse met eventuele sectorale impactanalyses zoals
het kind- en jongereneffectrapport;
7° de bestaande rechtsinstrumenten die ter instemming (bijvoorbeeld
samenwerkingsakkoorden of verdragen) of ter bekrachtiging (bijvoorbeeld
besluiten van de Vlaamse Regering) aan het Vlaams Parlement worden
voorgelegd.
Indien nuttig, worden ook de volgende documenten toegevoegd aan het
dossier:
1° de officieus geconsolideerde versie van gewijzigde bepalingen;
2° de omzettingstabellen van Europese regelgeving.
Om het Decreetgevend Secretariaat van het Vlaams Parlement de mogelijkheid
te geven het parlementaire stuk exact samen te stellen worden ook de
volgende documenten meegestuurd. Die documenten worden echter niet in het
parlementaire stuk opgenomen:
1° de beslissingsfiches van de Vlaamse Regering van elke principiële
goedkeuring van een voorontwerp van decreet;
2° de beslissingsfiche van de Vlaamse Regering van de definitieve
goedkeuring van het voorontwerp van decreet;
3° de nota’s aan de Vlaamse Regering.
Alleen de voorontwerpen van decreet die de principiële goedkeuring van de
Vlaamse Regering hebben gekregen, en alleen de adviezen van de
adviesorganen die bij beslissing van de Vlaamse Regering, naar aanleiding
van de principiële goedkeuring, zijn geraadpleegd, worden in het
parlementaire stuk opgenomen.
Alle ingediende papieren documenten moeten gave versies zijn, zonder
persoonlijke onderstrepingen, commentaren, kanttekeningen enzovoort.
Tegelijkertijd sturen de bevoegde ministers de digitale versie van
bovengenoemde documenten naar het mailadres
stuk.indiening@vlaamsparlement.be
bij het Vlaams Parlement.
Het ontwerp van decreet, het voorontwerp (of in voorkomend geval de
voorontwerpen) en de memorie van toelichting worden als Word-bestand
bezorgd overeenkomstig de typografische richtlijnen hierboven genoemd.
De andere documenten worden bezorgd als een gescand bestand waarop een
zoekfunctie kan toegepast worden. Er wordt aangeraden hiervoor het
PDF-formaat te gebruiken.
De digitaal aangeleverde teksten moeten identiek zijn aan de versie die op
papier bezorgd wordt.
Er moet uiteraard voor gezorgd worden dat alle teksten die bij het Vlaams
Parlement wordt ingediend, identiek zijn aan de teksten die de Vlaamse
Regering heeft goedgekeurd.
Als een verdrag niet als authentieke tekst in
het Nederlands is opgesteld, wordt naast de authentieke tekst in een
vreemde taal, een Nederlandse vertaling van het verdrag bij het ontwerp
van decreet gevoegd.
De meegestuurde tekst van een samenwerkingsakkoord moet een kopie zijn van
het gedateerde en door alle partijen ondertekende origineel.
III.2 Richtlijnen met betrekking tot het indienen van
regeringsamendementen
De Vlaamse Regering kan, in elke stand van de procedure, bij de voorzitter
van het Parlement of staande de commissievergadering bij de voorzitter van
de commissie, schriftelijk amendementen indienen, voor zover die
rechtstreeks verband houden met het betrokken onderwerp en voor zover nog
niet artikelsgewijs gestemd is over het geamendeerde artikel (zie artikel
69 van het reglement Vlaams Parlement).
Om ze, met het oog op een goed onderbouwd parlementair debat, voorafgaand
aan de bespreking te kunnen verspreiden onder de volksvertegenwoordigers,
worden de regeringsamendementen ingediend onmiddellijk na de goedkeuring
ervan door de Vlaamse Regering.
III.3.1 Inleiding
Het opstellen van een memorie van toelichting bij een ontwerp van decreet
is een wettelijke verplichting (artikel 3, § 1, van de gecoördineerde
wetten op de Raad van State van 12 januari 1973).
De memorie van toelichting bij een ontwerp van decreet bevat een
verantwoording van de voorgestelde regeling:
- ze kan een pleidooi bevatten voor de politieke en beleidsmatige
opportuniteit van het ontwerp van decreet. Ze kan daarbij anticiperen op
mogelijke kritiek of aangeven waarom alternatieve oplossingen minder
gewenst zijn.
- ze bevat een uitleg en verduidelijking van de voorgestelde normen en
aanwijzingen ten behoeve van de uitvoeringspraktijk.
Vaak zijn normen zeer complex, moeten verschillende bepalingen
gecombineerd worden, of kunnen ze slechts begrepen worden indien de
lezer een grote voorkennis heeft en over specifieke informatie beschikt
die grotendeels buiten de regeling zelf te vinden valt. Een memorie van
toelichting die de samenhang tussen de bepalingen verduidelijkt, of die
de draagwijdte ervan met enkele voorbeelden illustreert, kan dan ook
erg nuttig zijn.
- ze bevat een juridische motivering voor de bevoegdheid van de
decreetgever en de overeenstemming van het ontwerp van decreet met hogere
rechtsnormen, indien er daartoe speciaal aanleiding bestaat.
III.3.
2 A
lgemene aanbevelingen
Geef duidelijke antwoorden op de te verwachten vragen van de lezer als hij
de nieuwe regels moet goedkeuren, uitvoeren, toepassen of controleren.
De memorie van toelichting wordt in de eerste plaats geschreven voor de
Vlaamse volksvertegenwoordigers, maar is nadien onder meer ook nuttig
voor de bevoegde overheidsorganen van de uitvoerende en rechterlijke
macht, het Grondwettelijk Hof, de bevoegde Europese instellingen, de
personen die onder het toepassingsgebied van de norm vallen.
Zorg dat de memorie van toelichting zelfstandig leesbaar is, zonder dat de
lezer verplicht is er andere documenten dan het ontwerpdecreet zelf bij te
nemen.
Vermijd bijkomstigheden of uitgebreide historische beschouwingen die
afleiden van de hoofdzaak.
Gebruik de memorie van toelichting niet om aanvullende normen te stellen of
om aan begrippen in het ontwerp van decreet een specifieke betekenis te
geven; die zaken horen immers in het ontwerp zelf thuis.
Vermijd elke tegenstrijdigheid tussen de memorie van toelichting en de
tekst van het ontwerp van decreet.
Wanneer er in de loop van het wetgevingsproces aanpassingen worden
aangebracht aan het voorontwerp, moet altijd gecontroleerd worden of
ook niet de memorie van toelichting aangepast moet worden, zodat het
uiteindelijke ontwerp van decreet dat in het Vlaams Parlement ingediend
wordt, vergezeld gaat van een memorie van toelichting die daarmee
volledig in overeenstemming is.
Besef dat de betekenis van een duidelijke tekst van het decreet niet
omgebogen kan worden door verklaringen in de memorie van toelichting, en
dat bij tegenstrijdigheid tussen het decreet en de memorie van toelichting
de tekst van het decreet voorrang heeft.
Het ontwerp van decreet wordt in de memorie van toelichting “dit ontwerp”
of “dit ontwerp van decreet” genoemd, en niet “dit decreet” of “dit
voorontwerp (van decreet)”.
Schrijf de memorie van toelichting in de derde persoon, niet in de eerste
persoon.
III.3.
3 D
e vorm van de memorie van toelichting
In een memorie van toelichting wordt heldere, begrijpelijke, correcte en
bondige taal gebruikt en wordt een logische indeling gevolgd. Het
taalgebruik moet intern consistent zijn, consistent met de tekst van het
ontwerp van decreet en, in voorkomend geval, consistent met reeds bestaande
decreetsbepalingen die ongewijzigd blijven.
De memorie van toelichting volgt bij voorkeur het stramien zoals
voorgesteld in de bijlage I ‘Structuur van een memorie van toelichting’.
[11]
Dat vergemakkelijkt niet alleen het werk voor de opstellers van het
ontwerp, het geeft ook structuur aan de informatie die wordt
aangedragen aan het Vlaams Parlement, zodat ook de controle
gemakkelijker wordt.
De memorie van toelichting wordt verdeeld in een algemeen deel en een
toelichting bij de artikelen, indien dat de leesbaarheid bevordert.
Uiteenzettingen van algemeen informatieve of beleidsmatige aard horen thuis
in het algemene gedeelte van de toelichting.
Onderdelen van de algemene toelichting worden genummerd indien dat, met het
oog op verwijzing, wenselijk is.
De toelichting bij de artikelen is nuttig bij noodzakelijkerwijs
uitgebreide en (technisch) complexe regelingen. Bij eenvoudige regelingen
kan in het algemene deel van de toelichting worden volstaan met een
verwijzing naar de artikelen. Dat is vaak ook het geval bij ontwerpen van
decreet houdende instemming met een samenwerkingsakkoord of een verdrag.
In de toelichting bij de artikelen wordt bij elk artikel of bij elke groep
van twee of meer artikelen een verduidelijking van of motivering voor de
rechtsregel die erin geformuleerd wordt, gegeven.
Het is zinloos om in de toelichting een parafrase van de artikelen op te
nemen. In dat geval volstaat de standaardformulering: “Dit artikel
behoeft/vereist geen toelichting.”.
III.3.4 De inhoud van de memorie van toelichting
Bij het begin van de algemene toelichting wordt een korte samenvatting met
hoofdlijnen opgenomen.
Houd er rekening mee dat de samenvatting het meest gelezen deel zal
zijn. Ze moet beknopt, volledig en vlot leesbaar zijn voor een breed
publiek. Ze kan gebruikt worden voor communicatiedoeleinden.
In de memorie van toelichting komen, voor zover ter zake, de volgende
punten aan bod:
1) de probleemstelling, met een probleembeschrijving (welk juridisch,
sociaal-economisch, maatschappelijk probleem dient zich aan, en wat is de
verwachte evolutie van de problematiek zonder overheidsingrijpen?); een
probleemanalyse (wat is de oorzaak van het probleem?); en een
omgevingsanalyse, d.i. een beschrijving van de juridische context, met
vermelding van de vrije beleidsruimte die door bestaande (hogere)
regelgeving nog gelaten wordt, en een beschrijving van de politieke
context, met expliciete vermelding of het ingediende ontwerp van decreet
aansluit bij het regeerakkoord, een beleidsnota of beleidsbrief, een
bestaand actieplan, resoluties of moties van het Vlaams Parlement, de
begroting of begrotingscontrole;
2) de doelstelling van het ontwerp en van de afzonderlijke bepalingen;
3) een omschrijving van de inhoud van de regeling en de motieven voor de
genomen beleidskeuze(s);
4) een impactanalyse, d.i. een inschatting van de verwachte effecten op de
maatschappij in haar geheel of voor specifieke doelgroepen (kinderen en
jongeren, kansarmen enz.), en op inkomsten en uitgaven van Vlaamse en
decentrale overheden, ook op langere termijn, in voorkomend geval met een
repliek op het advies van de Inspectie van Financiën;
Indien er een reguleringsimpactanalyse (RIA) opgesteld werd, wordt een
samenvatting van de analyse van de gekozen beleidsoptie in de memorie
van toelichting opgenomen. Voor de gedetailleerde analyse, en de
analyse van de niet-gekozen alternatieve beleidsopties kan verwezen
worden naar de RIA, die integraal als bijlage opgenomen wordt.
5) een motivering voor de afwijking van een krachtens wettelijk voorschrift
uitgebracht advies (van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, van de
strategische adviesraden), indien het advies kritische bedenkingen
formuleert bij het ontwerp in zijn geheel of bij grote delen ervan. Indien
de kritiek betrekking heeft op één artikel of op een groep van artikelen
kan de repliek het best opgenomen worden in de artikelsgewijze bespreking
van het betrokken artikel of de betrokken artikelengroep;
De repliek maakt het mogelijk voor de Vlaamse volksvertegenwoordigers
om klaar te zien in het standpunt van de Vlaamse Regering en in dat van
het betrokken adviesorgaan, zodat zij met kennis van zaken kunnen
oordelen. De motivering voor het afwijken van adviezen kan het best per
tekstonderdeel gegeven worden, zodat de Vlaamse volksvertegenwoordigers
voor elke inhoudelijke opmerking kunnen vernemen wat het standpunt van
de Vlaamse Regering is. Hebben de opmerkingen van het adviesorgaan
evenwel betrekking op het ontwerp in zijn geheel, dan is het
aanbevelenswaardig de repliek op het advies in de algemene toelichting
op te nemen.
De motivering is in het bijzonder van belang als door de afdeling
Wetgeving van de Raad van State kritische opmerkingen gemaakt worden
over de overeenstemming van het ontwerp met hogere rechtsnormen (bv.
met de bevoegdheidsverdeling zoals vastgelegd in de Grondwet en de
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, of
met de bescherming van grondrechten zoals vastgesteld door
internationale verdragen en de Grondwet) en de Vlaamse Regering haar
bekritiseerde ontwerp toch wenst te handhaven.
6) een overzicht van te nemen of te wijzigen uitvoeringsbesluiten,
flankerende overheidsmaatregelen en maatregelen die de doelgroep zelf moet
nemen om de regelgeving te kunnen naleven;
Indien de regelgeving bijvoorbeeld een nieuwe subsidieregeling invoert
met strakke termijnen, zou de Vlaamse Regering rekening moeten houden
met een voldoende personeelsinzet om tijdig de aanvragen te verwerken,
moet er ook een voldoende budget voor de uitbetaling van die subsidies
uitgetrokken worden, moet tijdig nagedacht worden over de initiatieven
die genomen zullen worden om de doelgroepen op heldere wijze te
informeren over de subsidiemogelijkheden enz.
7) de wijze waarop het toezicht op de naleving van het ontwerp
georganiseerd zal worden, en waarop eventuele inbreuken bestraft zullen
worden;
Aandacht voor de handhaafbaarheid en afdwingbaarheid van regelgeving is
essentieel voor de effectiviteit van de voorgestelde beleidsmaatregel.
8) de beschrijving van het doorlopen van een bijzondere
totstandkomingsprocedure (bv. verplicht overleg met andere overheden),
indien wettelijk voorgeschreven.
III.3.5 Specifieke aandachtspunten
III.3.5.1 Bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse
Gewest
Geef bij ontwerpen van decreet die zowel gemeenschaps- als
gewestaangelegenheden regelen, aan welke artikelen of hoofdstukken tot de
ene en welke tot de andere categorie behoren.
Een dergelijke toelichting vergemakkelijkt de stemprocedures in het
Vlaams Parlement, en maakt ook duidelijk wat het territoriale
toepassingsgebied van de regeling is.
Motiveer een beroep op de impliciete bevoegdheden van de Vlaamse
Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, met elementen die aantonen:
1) dat de voorgestelde regeling noodzakelijk geacht kan worden voor de
uitoefening van de bevoegdheden van de gemeenschap of het gewest,
2) dat de aangelegenheid waarvoor de federale overheid bevoegd is, zich tot
een gedifferentieerde regeling leent, en
3) dat de weerslag van de betrokken bepalingen op die aangelegenheid
slechts marginaal is.
III.3.5.2 Gelijkheidsbeginsel en beperkingen aan grondrechten
Geef in het licht van het gelijkheidsbeginsel een redelijke verantwoording
voor de verschillende behandeling van vergelijkbare situaties, of de
gelijke behandeling van wezenlijk verschillende situaties.
Geef, bijvoorbeeld, een redelijke verantwoording voor de expliciete of
zelfs impliciete gehele of gedeeltelijke uitsluiting van bepaalde
categorieën uit het toepassingsgebied van de ontworpen regeling, voor
uitzonderingen op regels, voor afwijkingen van bestaande algemene
regels (bv. afwijking van bestaande algemene verjaringstermijn of van
de gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregels). Maar verantwoord
eveneens waarom categorieën personen die in een totaal verschillende
situatie verkeren, toch aan dezelfde, uniforme regels onderworpen
worden.
Motiveer elke beperking op de fundamentele rechten van de mens, in het
licht van de vereisten die de Grondwet en verdragsrechtelijke normen aan
dergelijke beperkingen stellen. Expliciteer het wettige doel dat ermee
nagestreefd wordt, en toon aan dat de beperking die beoogt dat doel te
bereiken, pertinent is, evenredig aan het genoemde doel, en nodig in een
democratische samenleving.
Motiveer bij bepalingen die raken aan grondrechten waarvoor een
standstillverplichting geldt, dat zij het beschermingsniveau niet
aanzienlijk, of wel aanzienlijk maar dan om redenen van algemeen belang,
verminderen.
De standstillverplichting houdt voor de overheid in beginsel het verbod
in om maatregelen te nemen die afwijken van en dalen onder het
beschermingsniveau dat bestond op het ogenblik dat een bepaald
sociaal-economisch grondrecht in de interne rechtsorde in werking is
getreden. Er geldt een dergelijke verplichting voor bv. het recht op
sociale of juridische bijstand, het recht op de bescherming van een
gezond leefmilieu, de kosteloosheid van het onderwijs. Het verbod is
evenwel niet absoluut, maar afwijkingen moeten dan wel goed gemotiveerd
worden in de memorie van toelichting.
III.3.5.3 Delegatie van bevoegdheden
Als het ontwerp van decreet een aangelegenheid regelt die door de Grondwet
of de bijzondere wet aan de decreetgever voorbehouden is, is een delegatie
van bevoegdheden aan de Vlaamse Regering slechts toegestaan als de
delegatie voldoende nauwkeurig omschreven is én die delegatie uitsluitend
betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de door de decreetgever zelf
vastgestelde essentiële elementen. Toon bij wijze van verantwoording de
aanwezigheid van bepaalde uitzonderlijke omstandigheden aan, indien een
voorgestelde decreetsbepaling toch de vaststelling van zelfs essentiële
elementen aan de Vlaamse Regering overlaat.
De uitzonderlijke omstandigheid kan erin bestaan dat
de decreetgever zich in de onmogelijkheid bevindt om zelf alle
essentiële elementen van de regeling vast te stellen, omdat de
inachtneming van de parlementaire procedure hem er niet toe in staat
zou stellen met de vereiste spoed te handelen om een doelstelling van
algemeen belang te verwezenlijken. In elk geval moet
de machtiging in het decreet uitdrukkelijk en ondubbelzinnig zijn en
moeten de door de Vlaamse Regering genomen maatregelen binnen een
relatief korte termijn, vastgesteld in het machtigingsdecreet, door de
decreetgever bekrachtigd worden. Noteer dat deze uitweg om toch
bevoegdheden over essentiële aspecten van een aan de decreetgever
voorbehouden aangelegenheid te delegeren aan de Vlaamse Regering niet
aanvaard wordt voor delegaties van essentiële elementen in onderwijs-
en strafzaken.
De toekenning van verordenende bevoegdheden aan openbare instellingen of
organen kan alleen verantwoord worden door erop te wijzen dat die
bevoegdheden een beperkte draagwijdte hebben en van een zodanig technische
aard zijn dat ervan mag worden uitgegaan dat de betrokken instellingen of
organen, die de desbetreffende reglementering zullen moeten toepassen, in
de juiste positie verkeren om met kennis van zaken en, in voorkomend geval,
met de vereiste spoed, de aldus gedelegeerde bevoegdheden uit te oefenen.
Een dergelijke bevoegdheidsoverdracht is bovendien alleen aanvaardbaar
wanneer die beperkte technische maatregelen geen beleidskeuze inhouden.
III.3.5.4 Legislatieve validatie van besluiten van de Vlaamse
Regering
Geef een objectieve en redelijke verantwoording, expliciteer het wettige
doel, en toon de evenredigheid tussen het gebruikte procedé en dat doel
aan, als een voorgestelde decreetsbepaling ertoe strekt besluiten van de
Vlaamse Regering te valideren, zonder dat die bekrachtiging bij decreet
vooraf was voorzien.
Door een legislatieve validatie worden bestuurshandelingen die het
voorwerp uitmaken van een beroep bij een rechtscollege of door een
rechtscollege onwettig zijn bevonden, bekrachtigd, doorgaans met
terugwerkende kracht tot de datum van inwerkingtreding van het te
bekrachtigen besluit. Daardoor wordt de rechtszekerheid hersteld, maar
dat volstaat op zich meestal niet als verantwoording. De retroactieve
bekrachtiging zal immers invloed hebben op de uitslag van hangende
rechtsgedingen voor de gewone rechter of de Raad van State, of zal
zelfs een uitspraak van de gewone rechter of de Raad van State
verhinderen, aangezien het voorwerp van het rechtsgeding niet meer tot
hun bevoegdheid behoort (omdat het besluit kracht van wet krijgt).
Volgens vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof kan een dergelijk
optreden van de wetgever enkel in uitzonderlijke omstandigheden
verantwoord worden. Door de legislatieve validatie worden immers aan
een categorie van burgers essentiële jurisdictionele waarborgen
ontzegd. Het loutere doel om aan de belanghebbende rechtsonderhorige de
toegang tot de Raad van State of een ander rechtscollege (de gewone
rechter) te ontzeggen, volstaat op zich zeker niet als verantwoording
voor de legislatieve validatie.
Toon de aanwezigheid van uitzonderlijke omstandigheden of dwingende
motieven van algemeen belang aan, indien een dergelijke legislatieve
validatie tussenkomt in hangende rechtsgedingen. Wees daarbij zo specifiek
mogelijk.
Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden of dwingende motieven kunnen
er bv. in bestaan dat door de legislatieve validatie een einde gemaakt
wordt aan de rechtsonzekerheid ten gevolge van (tegengestelde)
rechterlijke beslissingen over de wettigheid van het besluit, dat de
onregelmatigheden in het besluit weggenomen worden, dat uitvoering
gegeven wordt aan een arrest van het Grondwettelijk Hof, of dat de
decreetgever erdoor een bevoegdheid uitoefent die hem toekomt. Louter
financiële motieven volstaan niet. Noteer dat in geen geval een
definitieve rechterlijke beslissing ongedaan gemaakt kan worden.
III.3.5.5 Wijzigingsbepalingen
Voeg als bijlage bij de memorie van toelichting een officieus
geconsolideerde versie van de gewijzigde bepalingen, met daarin de
eigenlijke wijzigingen gemarkeerd, indien dat vanwege de complexiteit en
leesbaarheid van het ontwerp van wijzigingsdecreet nuttig is.
Voor de Vlaamse volksvertegenwoordigers en alle verdere gebruikers
wordt zo onmiddellijk de betekenis van de voorgestelde wijzigingen
duidelijk. Meteen is zo’n bijlage ook een efficiënt instrument voor de
opstellers van het ontwerp van decreet om eventuele taalkundige of
legistieke problemen bij de inpassing van de wijziging in het bestaande
decreet te detecteren.
Expliciteer in de toelichting het louter formele karakter van een
wijziging.
Wijzigingen die louter tot doel hebben de vorm van een slecht
opgestelde bepaling te verbeteren, zonder de betekenis ervan te willen
wijzigen, kunnen beter achterwege blijven. Ze kunnen beschouwd worden
als een nieuwe wilsuiting van de decreetgever, en kunnen dan ook
opnieuw aangevochten worden voor het Grondwettelijk Hof. Indien
dergelijke wijzigingen toch nuttig lijken, moet aan de lezer
verduidelijkt worden dat met de wijzigingen niets veranderd is aan de
draagwijdte van de regel.
III.3.5.6 Straf- en strafprocedurebepalingen
Beargumenteer waarom de straffen op niet-naleving van het voorgestelde
decreet in een redelijke verhouding staan tot de zwaarte van de inbreuk.
Het evenredigheidsbeginsel in strafzaken maakt het bijvoorbeeld vaak
noodzakelijk om de strafmaat te differentiëren naargelang de zwaarte
van de inbreuk. Dat geldt ook voor accessoire straffen, zoals het
opleggen van een beroepsverbod of de schorsing van fundamentele
rechten. Toon dan in de memorie van toelichting aan dat er een
specifiek en rationeel verband bestaat tussen de aard van de
strafrechtelijke feiten en de vereiste hoedanigheid voor het uitoefenen
van het beroep en het fundamentele recht in kwestie.
Verantwoord in voorkomend geval de regel dat een proces-verbaal waarin de
vaststelling van een bepaalde inbreuk op het decreet een neerslag vindt,
geldt tot bewijs van het tegendeel, door te wijzen op het zeer technische
karakter van de regelgeving en op de daarmee samenhangende moeilijkheid om
de inbreuken op die regelgeving vast te stellen.
Zo’n regel vormt een uitzondering op de algemene regel dat een
proces-verbaal geldt als een loutere inlichting, en derhalve ook op de
regel van de vrije bewijslevering in strafzaken, op grond waarvan de
rechter, naar eigen overtuiging, de bewijswaarde beoordeelt van een
bepaald element. Indien de regel niet op de genoemde wijze verantwoord
kan worden, beperkt een dergelijke regeling de rechten van de beklaagde
op een onevenredige wijze, en is ze bijgevolg ongeoorloofd.
Motiveer afwijkingen van de regel dat het optreden van een
onderzoeksrechter vereist is voor het betreden van bepaalde lokalen
(woningen, maar eventueel ook beroeps- of bedrijfslokalen), door redenen
die eigen zijn aan de misdrijven waarop zij betrekking hebben.
De decreetgever kan de gevallen bepalen waarin een huiszoeking kan
plaatshebben. In ons rechtssysteem is het optreden van de
onderzoeksrechter, onpartijdig en onafhankelijk magistraat, een
essentiële waarborg voor de inachtneming van de voorwaarden waaraan een
aantasting van de onschendbaarheid van de woning is onderworpen.
Afwijkingen op die waarborg, bijvoorbeeld door te bepalen dat bepaalde
inspecteurs-ambtenaren bepaalde “lokalen” kunnen betreden, zijn slechts
uitzonderlijk toegestaan. Indien de regel niet op de genoemde wijze
verantwoord kan worden, is hij ongeoorloofd.
Verantwoord ook een voorgestelde afwijking van de algemene regel met
betrekking tot het tijdstip waarop huiszoekingen mogen plaatsvinden.
Krachtens de wet van 7 juni 1969 tot vaststelling van de tijd gedurende
welke geen opsporing ten huize of huiszoeking mag worden verricht, zijn
die handelingen in een plaats die niet voor het publiek toegankelijk
is, niet toegestaan vóór vijf uur ’s morgens en na negen uur ’s avonds.
III.3.5.7 Overgangsbepalingen en interpretatieve bepalingen
Beschrijf in de memorie van toelichting welke invloed de nieuwe regeling
heeft op bestaande situaties.
Toon bij de toekenning van retroactieve werking aan een decreetsbepaling
aan dat zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling
van algemeen belang, zoals de goede werking of de continuïteit van de
openbare dienst.
Geef in voorkomend geval aan welke uitzonderlijke omstandigheden of
dwingende motieven van algemeen belang een verantwoording bieden als de
retroactiviteit gevolgen heeft voor hangende rechtsgedingen (de afloop van
gerechtelijke procedures beïnvloeden in een bepaalde zin; verhinderen dat
rechtscolleges zich uitspreken over een bepaalde rechtsvraag).
Toon bij een interpretatieve bepaling aan dat zij alleen duidelijk uitlegt
wat de decreetgever vanaf het begin bedoeld had maar onduidelijk tot
uitdrukking gebracht had, en dat m.a.w. de betekenis die het ontwerp van
interpretatieve bepaling aan de betrokken decreetsbepaling wil geven, ook
zonder interventie van de decreetgever door de rechter eraan had kunnen
worden gegeven.
Een interpretatieve bepaling heeft per definitie terugwerkende kracht,
juist omdat een betekenis wordt gegeven die redelijkerwijze al in de
oorspronkelijke decreetsbepaling kon worden gevonden. Die terugwerkende
kracht kan ingrijpende gevolgen hebben in bestaande rechtsverhoudingen
en hangende rechtsgedingen en moet dus op adequate wijze verantwoord
kunnen worden
.
Indien u dat niet kunt, gaat het dus wel degelijk om een nieuwe
rechtsregel waaraan u retroactieve werking wilt toekennen, en dan geldt
de eerder genoemde bijzondere motiveringsplicht. Weet bovendien dat
geen enkele omstandigheid kan verantwoorden dat decreetsbepalingen,
zelfs al zijn ze interpretatief, definitieve rechterlijke beslissingen
in het gedrang brengen, of dat retroactieve werking toegekend wordt aan
een bepaling die een bepaalde handeling strafbaar stelt, of die een
zwaardere straf voor een strafbaar feit invoert.
III.3.5.8 Inwerkingtreding
Als een ontwerp van decreet de bepaling van de datum van inwerkingtreding
overlaat aan de Vlaamse Regering, moet het Vlaams Parlement zicht hebben op
de timing die de Vlaamse Regering voor ogen heeft, of minstens op de
factoren die invloed hebben op die timing. Geef die factoren en de timing
weer in de toelichting.
Het is nog beter om in het decreet zelf, naast de machtiging aan de
Vlaamse Regering, een uiterste datum van inwerkingtreding te bepalen,
indien de Vlaamse Regering zou nalaten binnen een redelijke termijn de
datum van inwerkingtreding vast te stellen.
Geef in de memorie van toelichting de dwingende redenen die verantwoorden
waarom het decreet eerder in werking zou moeten treden dan na afloop van de
normale termijn van tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch
Staatsblad.
Die uitzondering op de algemene regel van inwerkingtreding tien dagen
na de bekendmaking in het B.S kan uitsluitend als er een afdoende reden
voor is. Als die er niet is, moet worden afgezien van de onmiddellijke
inwerkingtreding.
Bedenk daarbij dat de doelgroepen waarop het decreet van toepassing zal
zijn, voldoende tijd moeten hebben om kennis te nemen van het nieuwe
decreet om hun gedrag eraan aan te passen, en dat er mogelijk door de
overheid zelf nog praktische of reglementaire uitvoeringsmaatregelen
genomen moeten worden om het decreet effectief toe te passen.
III.3.5.9 Programmadecreten
Toon aan, daar waar dat niet evident is, dat de bepalingen in een ontwerp
van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting,
rechtstreeks verband houden met de begroting.
III.3.5.10 Omzetting of uitvoering van Europese of internationale
regelgeving
Als de noodzaak aan regelgeving voortvloeit uit de verplichte omzetting van
Europese regelgeving of internationale engagementen, is de doelstelling van
de beleidsmaatregel niet uitsluitend ‘het correct omzetten ervan’. De
doelstellingen van de Europese of internationale normen moeten in die
gevallen worden overgenomen als doelstellingen van het ontwerp van decreet.
Besteed in de omgevingsanalyse aandacht aan de mate waarin de Europese of
internationale regelgeving die omgezet of uitgevoerd wordt, ruimte voor
eigen keuzes laat, en aan de wijze waarop die beleidsruimte dan gebruikt
wordt.
Voeg als bijlage bij de memorie van toelichting van ontwerpen van decreet
die Europese normen omzetten, twee omzettingstabellen: een tabel die
uitgaat van de artikelen van de richtlijn zodat gecontroleerd kan worden of
wel elk onderdeel van de Europese norm in het decreet wordt omgezet, en een
andere tabel die uitgaat van de artikelen van het omzettingsdecreet, zodat
duidelijk gemaakt wordt dat de bepalingen van het decreet gelezen moeten
worden in het licht van de overeenstemmende bepalingen uit de richtlijn.
Dergelijke tabellen kunnen bijdragen tot een vermindering van het
aantal inbreukprocedures, vergemakkelijken de controle op de
volledigheid en precisie van de omzetting, en kunnen op het einde van
het omzettingsproces als overtuigingsstuk gehanteerd worden in het
kader van de omzettingscontrole door de Europese Commissie. Tot slot is
het een belangrijk instrument om de parlementsleden bewust te maken van
de beperkingen die de omzettingsprocedure inhoudt voor hun
amenderingsmogelijkheden.
III.3.5.11 Voorbehoud bij verdragsbepalingen
Neem in voorkomend geval het voorbehoud dat de Vlaamse Regering
geformuleerd heeft bij de ondertekening van een verdrag of van plan is om
te formuleren op het ogenblik van de indiening van de akten van
bekrachtiging, op in de memorie van toelichting bij het ontwerp van
instemmingsdecreet en licht dat toe.
Een alternatief zou zijn om de tekst van het voorbehoud zelf in het
instemmingsdecreet op te nemen, of om in het instemmingsdecreet de
Vlaamse Regering te machtigen het voorgenomen voorbehoud te uiten.
De decreten die aangenomen werden in het Vlaams Parlement moeten nog
bekrachtigd en afgekondigd worden door de Vlaamse Regering.
Daartoe bezorgt het Decreetgevend Secretariaat van het Vlaams Parlement de
originelen van de decreten die het Vlaams Parlement heeft aangenomen, aan
de minister-president, ter attentie van de Kanselarij, Koolstraat 35, 1000
Brussel, zodat die de bekrachtiging en de afkondiging ervan op de
eerstvolgende vergadering van de Vlaamse Regering kan laten agenderen.
De Kanselarij zorgt ervoor dat de minister-president en de inhoudelijk
bevoegde Vlaamse ministers de originelen van de decreten ter zitting
ondertekenen.
IV STANDPUNTBEPALINGEN
IV.1 Voorstellen van decreet
Voorstellen van decreet worden overeenkomstig artikel 68, punt 2, van het
Reglement van het Vlaams Parlement onder de leden van de regering
verspreid. Indien de Vlaamse Regering haar standpunt dient te bepalen, legt
de Vlaamse minister over de voorstellen van decreet die betrekking hebben
op aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren, een nota ter
beslissing aan de Vlaamse Regering voor.
Die nota vermeldt de volgende gegevens:
- samenvatting van het voorstel van decreet;
- algemene draagwijdte van het voorstel van decreet;
- budgettaire weerslag;
- voorstel van een in te nemen standpunt.
Als bij de bespreking van de voorstellen en ontwerpen van decreet in de
bevoegde commissie amendementen worden ingediend die aanleiding geven tot
een fundamentele inhoudelijke wijziging van het eerder ingenomen standpunt
van de regering of die belangrijke budgettaire implicaties hebben, is het
raadzaam dat de betrokken Vlaamse minister, voordat hij hierover stelling
neemt, een voorstel van standpuntbepaling bij wijze van nota ter beslissing
aan de regering bezorgt.
A fortiori geldt deze regel voor amendementen die de betrokken Vlaamse
minister wil indienen.
IV.2 Verzoekschriften
Een parlementscommissie kan tijdens de behandeling van verzoekschriften de
regering verzoeken uitleg te verstrekken over de inhoud ervan, binnen een
termijn die door de commissie wordt vastgelegd.
De bevoegde minister legt bij wijze van mededeling de uitleg aan het Vlaams
Parlement naar aanleiding van de behandeling van een verzoekschrift voor
aan de Vlaamse Regering.
Indien het niet mogelijk is om binnen die termijn de gevraagde uitleg te
verstrekken, brengt de Vlaamse Regering het Vlaams Parlement hiervan
schriftelijk, door een met redenen omkleed bericht, op de hoogte (zie
artikel 17 van het bijzonder decreet van 7 juli 2006 over de Vlaamse
instellingen).
IV.3 Moties en resoluties
De door het Vlaams Parlement overgezonden moties en resoluties worden door
de minister-president meegedeeld op de eerstvolgende vergadering van de
Vlaamse Regering. Die kennisgeving stelt de Vlaamse Regering in staat haar
houding te bepalen. Gelet op de scheiding der machten is het echter af te
raden dat de regering een voorafgaand standpunt inneemt of tussenkomt in de
behandeling van moties of resoluties.
V SCHRIFTELIJKE VRAGEN
Vanaf 22 september 2014 worden schriftelijke vragen en antwoorden
interactief overgezonden tussen het Vlaams Parlement en de Vlaamse
ministers in een daartoe ontwikkelde webtoepassing. De antwoorden worden
gepubliceerd zoals ze worden verstrekt, dus zonder verdere correcties of
opmaak door de diensten van het Vlaams Parlement. Het is dus belangrijk om
de kwaliteit van de antwoorden te bewaken, zowel wat de inhoud en de
redactie, als wat de vorm betreft.
V.1 Procedure
De schriftelijke vragen die op het kabinet van een Vlaamse minister
aankomen, worden onverwijld doorgestuurd naar de e-mailadressen die de
leidend ambtenaren daarvoor opgegeven hebben, met de opdracht om een
ontwerp van antwoord voor te bereiden.
De reglementaire antwoordtermijn van het Vlaams Parlement bedraagt 20
werkdagen en gaat in op de eerste werkdag na de week waarin de vraag naar
het kabinet werd verstuurd. Die termijn wordt geschorst tijdens de tweede
week van het paasreces, van 11 juli tot en met 31 augustus en van 25
december tot en met 2 januari.
In de opdracht aan de administratie moet worden aangegeven wat de uiterste
antwoorddatum voor de administratie is. Daarbij moet rekening worden
gehouden met een marge van een vijftal werkdagen die nodig zijn voor
eventuele aanpassingen door het kabinet en voor de verzending van het
definitieve antwoord naar het parlement.
De leidend ambtenaar stuurt binnen de voor de administratie gestelde
termijn het ontwerp van antwoord naar het door het kabinet opgegeven
e-mailadres.
Het kabinet stuurt het definitieve antwoord via de webtoepassing voor de
schriftelijke vragen door naar het parlement .
Zodra de reglementaire antwoordtermijn is overschreden, kan de vraagsteller
de vraag omzetten in een vraag om uitleg.
V.2 Vorm
Het antwoord wordt opgemaakt conform de bijgevoegde modellen 1, 2, 3, 4 of
5. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de sjabloon dat in de webtoepassing
beschikbaar is. Deze sjabloon genereert automatisch de juiste meta data
voor het antwoord en mag derhalve niet worden gewijzigd.
In het antwoord mogen verder geen logo's of opschriften, worden aangebracht
zoals titulatuur, benamingen van administratieve entiteiten, adres- of
contactgegevens.
Alle antwoorden moeten integraal naar het parlement worden gestuurd, ook
bijlagen, latere aanvullingen, en zo meer. Rechtstreekse overzending van
(onderdelen van) antwoorden aan de vraagsteller wordt niet aanvaard.
V.3 Typografische richtlijnen vanwege het Vlaams Parlement
- Word-sjabloon webtoepassing
- Paginaformaat: A4
- Uitlijning: uitvullen
- Lettertype: Verdana punt 10
- Regelafstand: enkel
- Paginamarges: 25 mm rondom
- Geen paginanummering
Eventueel kan op deze typografische normen een uitzondering gemaakt worden
voor in hun oorspronkelijke vorm geïntegreerde documenten (bijvoorbeeld
plannen van het Geografisch Informatiesysteem, een ingelaste omzendbrief of
wettekst, bestaande tabellen, grafieken of lijsten die in het antwoord
worden overgenomen, …).
V.4 Redactionele aanbevelingen
Herhaal de titel van de vraag niet boven het antwoord. Het is ook niet
nodig de subvragen systematisch in het antwoord te herhalen: vraag en
antwoord worden toch samen gepubliceerd. Als het om genummerde subvragen
gaat, is het dus voldoende het antwoord op overeenkomstige wijze in te
delen en te nummeren.
Tussentitels bij gecoördineerde antwoorden, met afgescheiden delen per
minister, worden getypt conform model 2.
In een antwoord is het steeds de minister zelf die aan het woord is, niet
de administratie. Gebruik voor de minister dus de ik-vorm. Gebruik voor de vraagsteller steeds de derde persoon: "de Vlaamse
volksvertegenwoordiger" (dus bijvoorbeeld: “Mag ik de Vlaamse
volksvertegenwoordiger erop wijzen dat ...”). Uitdrukkingen zoals “het
geachte lid” worden niet meer gebruikt.
Vermeld geen namen van privépersonen om problemen te vermijden op het vlak
van privacywetgeving of recht van antwoord. De tekst wordt immers
gepubliceerd. Personen die een publiek mandaat bekleden (minister,
burgemeester, parlementslid ...), kunnen natuurlijk wel worden genoemd voor
zover alleen naar hun publieke functie wordt verwezen, net zoals
bijvoorbeeld auteurs, kunstenaars, professoren, journalisten, enzovoort,
als naar hun werk of hun publieke optreden wordt verwezen.
Gebruik zo weinig mogelijk afkortingen, zeker als
het om administratief jargon gaat. Schrijf de term de eerste keer voluit en
voeg de afkorting tussen haakjes toe. Verder in de tekst kunt u dan de
afkorting wel gebruiken.
Onderteken de antwoorden niet en zet er de naam van de minister niet onder.
V.5 Bijlagen, aanvullingen, omvangrijke antwoorden,
Bij het antwoord worden alle bijlagen gevoegd. Geef op het einde van het
antwoord een overzicht van de eventuele bijlagen, conform model 3. Maak van
elke bijlage een apart bestand, en noem ze: Bijlage 1, Bijlage 2, enz.
Bijlagen die gezien hun aard niet elektronisch kunnen worden overgezonden,
zoals boeken, brochures, enzovoort, kunnen aan het parlement worden bezorgd
op het volgende adres: Leuvenseweg 86, Brussel. Op de zending moet worden
vermeld dat ze bestemd is voor de dienst Schriftelijke Vragen. De bijlagen
worden bezorgd in twee exemplaren. Eén ervan wordt door het parlement
bezorgd aan de vraagsteller; het andere wordt ter inzage gehouden.
Aanvullende informatie, die nog niet beschikbaar was op het moment van het
antwoord, moet worden bezorgd als een aanvullend antwoord. Een aanvullend
antwoord wordt verstrekt in dezelfde vorm en op dezelfde wijze als een
gewoon antwoord.
V.6 Vragen die aan meer dan één Vlaamse minister worden gesteld
Twee ministers
Als eenzelfde vraag aan twee ministers wordt gesteld en tot de bevoegdheid
van beiden behoort, spreken zij onderling af wie de vraag zal beantwoorden.
De minister die de vraag beantwoordt, gebruikt hiervoor model 1 (sjabloon
“gecoördineerd antwoord”) of model 2. De andere minister beantwoordt de
vraag aan de hand van model 4. Hiermee bevestigt hij af te zien van een
individueel antwoord. Het verwijzend antwoord geldt, wat het parlement
betreft, als akkoord met de coördinatie. Eventuele nadere afspraken
hierover tussen de betrokken ministers mogen geen weerslag hebben op de
bovenvermelde antwoordprocedure. Desgewenst kunnen die afspraken blijken
uit de tekst van het gecoördineerde antwoord. In het verwijzend antwoord
worden geen eigen antwoordelementen van de betrokken minister opgenomen:
deze worden uitsluitend verwerkt in het gecoördineerde antwoord.
Als de vraag maar tot de bevoegdheid van één van beide ministers behoort,
antwoordt de niet-bevoegde minister aan de hand van model 5. Er is dan geen
sprake meer van een gecoördineerd antwoord.
Meer dan twee ministers
Als eenzelfde vraag aan meer dan twee Vlaamse ministers is gesteld, sturen
zij de vraag onmiddellijk digitaal door aan de Secretarie van de Vlaamse
Regering, met het oog op de eventuele aanwijzing, op de eerstvolgende
vergadering van de Vlaamse Regering, van een coördinerende minister.
De coördinerende minister gebruikt model 1 (sjabloon “gecoördineerd
antwoord”) of model 2, naargelang van het geval. De andere ministers
beantwoorden de vraag aan de hand van model 4, zoals hierboven beschreven.
V.7 Vragen die gesteld worden aan een Vlaams minister die inhoudelijk
niet bevoegd is
Als een schriftelijke vraag niet behoort tot de bevoegdheid van de minister
aan wie ze is gesteld kan de minister een formeel antwoord sturen waarin
hij meedeelt dat de materie niet tot zijn bevoegdheid behoort en waarin hij
de naam van de bevoegde minister vermeldt (zie model 5).
Als het lijkt te gaan om een manifeste vergissing, kan het betrokken
kabinet ook de dienst Schriftelijke Vragen van het Vlaams Parlement
contacteren. Deze dienst kan dan eventueel de vraag intrekken en naar de
bevoegde minister zenden.
In geen geval stuurt de niet-bevoegde minister de vraag zelf door naar de
bevoegde collega. Dat doet het parlement, in overleg met de vraagsteller,
én met de nodige aanpassingen van de identificatiegegevens van de vraag.
V.8 Vragen die niet bestemd zijn voor de leden van de Vlaamse Regering:
Als een schriftelijke vraag niet tot de bevoegdheid van één van de leden
van de Vlaamse Regering behoort, stuurt het betrokken lid als antwoord
model 5 terug. Hij vermeldt daarin welke regering (of beleidsniveau) wel
bevoegd is.
V.9 Vragen die gesteld worden aan één Vlaamse minister maar waarin ook
aspecten aan bod komen die onder de bevoegdheid van een andere minister
vallen
Er kan maar één minister ondertekenen. Als de vraag maar aan één minister
is gesteld, terwijl er in de vraag ook aspecten aan bod komen die onder de
bevoegdheid van een andere minister vallen, kan de minister als volgt
reageren:
- hij antwoordt voor zijn eigen bevoegdheidsaspecten en verwijst voor de
overige aspecten door naar een ter zake bevoegde collega; of
- het betrokken kabinet contacteert de dienst Schriftelijke Vragen, die de
vraag alsnog tevens naar de medebevoegde minister kan sturen.
VI VERPLICHT IN TE DIENEN RAPPORTAGE
Overeenkomstig artikel 17, punt 2 van het Reglement van het Vlaams
Parlement geeft de voorzitter de plenaire vergadering kennis van de
ingekomen documenten. Een bijzondere categorie van ingekomen documenten is
de rapportage die tegemoet komt aan de verplichting die bij decreet aan de
Vlaamse Regering wordt opgelegd om informatie aan het Vlaams Parlement over
te maken.
Onder deze rapportage wordt o.a. verstaan:
- verslagen, evaluatierapporten, werkingsverslagen, etc.;
- beheers- en samenwerkingsovereenkomsten;
- informatie die moet worden medegedeeld opdat het Vlaams Parlement zou
kunnen tussenkomen alvorens de Vlaamse Regering een beslissing neemt (bv.
ontwerp van mobiliteitsplan, ontwerp van structuurplan, …) of opdat het
zich zou kunnen verzetten tegen een beslissing van de Vlaamse Regering
binnen een bepaalde termijn.
Dergelijke rapportage wordt ingediend bij het Vlaams Parlement, gebruik
makend van het e-mailadres
rapportage.indiening@vlaamsparlement.be
.
Daarnaast wordt ook de wekelijkse nieuwsbrief van de Vlaamse Overheid met
een overzicht van de nieuw verschenen publicaties naar dit adres verstuurd.
Jaarverslagen en andere publicaties die in de nieuwsbrief zijn opgenomen,
worden ook beschouwd als ingediend conform de decretale verplichtingen.
Geert Bourgeois
Minister-president van de Vlaamse Regering
BIJLAGE I
STRUCTUUR VAN EEN MEMORIE VAN TOELICHTING
A. Algemene toelichting
1. korte samenvatting met hoofdlijnen;
2. probleemstelling;
3. doelstelling;
4. omschrijving van de regeling en de motieven voor de genomen
beleidskeuze(s);
5. impactanalyse;
6. motivering voor de afwijking van een krachtens wettelijk voorschrift
uitgebracht advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State of van
de strategische adviesraden;
7. te nemen of te wijzigen uitvoeringsbesluiten, flankerende
overheidsmaatregelen en maatregelen die de doelgroep zelf moet nemen om de
regelgeving te kunnen naleven;
8. de wijze waarop het toezicht op de naleving van het ontwerp
georganiseerd zal worden, en eventuele inbreuken bestraft zullen worden;
9. beschrijving van wettelijk voorgeschreven bijzondere
totstandkomingsprocedure.
B. Toelichting bij de artikelen
C. Ondertekening door minister-president en indienende minister(s),
zegel van de Vlaamse Regering
BIJLAGE II
MODELLEN VOOR HET BEANTWOORDEN VAN SCHRIFTELIJKE VRAGEN
__________________________
Overzicht van de modellen
1. Model van antwoord, aanvullend antwoord of gecoördineerd antwoord
2. Model van gecoördineerd antwoord met afgescheiden antwoorden per
minister
3. Model van antwoord met bijlagen
4. Model van verwijzend antwoord in geval van gecoördineerde beantwoording
van schriftelijke vragen
5. Model van antwoord op schriftelijke vraag indien niet bevoegd
1
. Model van antwoord, aanvullend antwoord of gecoördineerd antwoord
___________________
jan janssens
vlaams minister van cultuur, gezondheid en landbouw
antwoord [of] aanvullend antwoord [of] gecoördineerd antwoord
op vraag nr. 160 van 3 mei 2005
van piet peeters
1. Tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst.
2. Tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst.
2
. Model van gecoördineerd antwoord met afgescheiden antwoorden per
minister
________________________
jan janssens
vlaams minister van cultuur, gezondheid en landbouw
gecoördineerd antwoord
op vraag nr. 160 van 3 mei 2005
van piet peeters
Minister-president …
Tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst.
Minister …
Tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst.
3
. Model van antwoord met bijlagen
______________________________
jan janssens
vlaams minister van cultuur, gezondheid en landbouw
antwoord
op vraag nr. 160 van 3 mei 2005
van piet peeters
Tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst.
bijlagen
1. Overzicht van ... tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst.
2. Lijst met ... tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst tekst
tekst tekst tekst.
4
. Model van verwijzend antwoord in geval van gecoördineerde
beantwoording van schriftelijke vragen
_______________________________
jan janssens
vlaams minister van cultuur, gezondheid en landbouw
antwoord
op vraag nr. 160 van 3 mei 2005
van piet peeters
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door …, Vlaams minister van
… .
5
. Model van antwoord op schriftelijke vraag indien niet bevoegd
_________________________
jan janssens
vlaams minister van cultuur, gezondheid en landbouw
antwoord
op vraag nr. 160 van 3 mei 2005
van piet peeters
Het antwoord op deze vraag behoort tot de bevoegdheid van …, Vlaams
minister van … .
[of:]
Het antwoord op deze vraag behoort tot de bevoegdheid van de Federale
Regering/de Regering van … .
[1]
Algemene doelstellingen voor de middellange en lange termijn die
een algemene richting aangeven die de minister wil uitgaan. Deze
beschrijven de uiteindelijke resultaten of effecten (outcomes) die
beoogd worden. Gegeven de interne en externe omstandigheden, helpen
de strategische doelstellingen duidelijk te maken wat de focus zou
moeten zijn om in staat te zijn de visie van de minister met succes
na te streven.
[2]
In aansluiting op de beleidsnota’s wordt een meerjarenraming
ingediend bij het Vlaams Parlement. De meerjarenraming vertaalt de
genomen beleidsopties in een meerjarig budgettair perspectief en
geeft een prognose van de budgetontwikkeling voor elk jaar van de
legislatuur (cfr. art. 6 van het Rekendecreet van 8 juli 2011, in
werking vanaf 1 januari 2012).
[3]
Veelal gaat het om een explicitering van de strategische
doelstellingen in het regeerakkoord.
[5]
Dagelijks beleid t.o.v. specifiek beleid ten gevolge van specifieke
situaties.
[6]
De regelgevingsagenda is een publiek beschikbare lijst van de
geplande regelgeving. Meer informatie over de regelgevingsagenda:
· omzendbrief VR 2014/13 betreffende regelgevingsagenda,
reguleringsimpactanalyse en compensatieregel administratieve
lasten;
[7]
Meer gedetailleerde informatie over de planning en timing van de
regelgevingsprojecten is beschikbaar via de webgebaseerde tool.
[8]
In voorkomend geval ook resoluties of moties ten gevolge van
themadebatten of actualiteitsdebatten.
[9]
Bij regelgevingsprojecten wordt het indienen van een nota in de
regelgevingsagenda aangekondigd.
[10]
Het advies van de Inspectie van Financiën mag niet toegevoegd
worden als het, met toepassing van artikel 11, §3, tweede lid, van
het huishoudelijk reglement van de Vlaamse Regering vertrouwelijk
moet behandeld worden